Tussen stad en buitenwijk bevindt zich een zone die door de infrastructuur gedomineerd wordt. Het ideaal van ‘stedelijkheid’ zal hier dus in een andere ruimtelijke orde neerslaan dan in de blokkenstad. Dit onderzoek exploreert de mogelijkheid om vanuit het individuele architectuurproject te werken aan de realisatie van een stedenbouwkundig ideaal in het infrastructurele landschap.
De vraag naar rationele uitgangspunten van het ontwerp Om aan een collectief project te kunnen werken, zijn gemeenschappelijke, rationele uitgangspunten van het ontwerp nodig, op basis waarvan men kan communiceren, en op basis waarvan individuele projecten getoetst kunnen worden. De vraag naar deze uitgangspunten valt uiteen in een vraag naar een bruikbare interpretatie van het infrastructurele landschap, een vraag naar de relatie van de architectonische vorm tot dit landschap, en een vraag naar de kritische rol van de architectuur in de verwerkelijking van een stedelijk ideaal in dit landschap:
- Welke interpretatie van de ruimte is nodig om de stedenbouwkundige transformatie van het infrastructurele landschap vanuit het individuele architectuurproject te bewerkstelligen? • Welke relatie van de architectonische vorm tot dit landschap vloeit voort uit deze interpretatie?
- Welke kritische rol kan architectuur aannemen in de verwerkelijking van een stedelijk ideaal in het infrastructurele landschap?
Stellingen
In dit onderzoek wordt het concept Tabula Plexa aangedragen om het infrastructurele landschap te interpreteren. Tabula Plexa is een landschap dat gefragmenteerd is door een stapeling van infrastructurele lijnen op de landschappelijke onderlaag. Door hun afgebakendheid gaat in ieder fragment van Tabula Plexa de potentie schuil om lokaal een ruimtelijk ideaal te verwerkelijken. Daarom vormt het fragment het startpunt voor het architectuurproject in Tabula Plexa.
De ruimtelijke orde die voortkomt uit Tabula Plexa is niet streng hiërarchisch, noch ongebonden pluralistisch. In plaats daarvan zoeken de architectonische, landschappelijke en infrastructurele elementen van Tabula Plexa ‘weerklank’ met elkaar. Architectuur kan kritisch interveniëren in deze fragmenten door paden te ensceneren, centrale plekken te maken en de kaders van de sociale domeinen vorm te geven, in samenhang met de infrastructurele en landschappelijke elementen. Architectuur kan activiteiten stapelen en daartussen nieuwe verbanden leggen, en openheid en groen als publiek goed consolideren.
Stapelen en intensiveren
De samengestelde vorm van het gebouw, bestaande uit elementen van zowel een grote als een kleine schaal biedt de belofte van een gevarieerd programma met zowel private als collectieve en publieke onderdelen. Het programma in het gebouw komt overeen met deze belofte. Verschillende (groepen van) gebruikers zijn gestapeld en deze stapeling wordt in één samenhangende vorm gerepresenteerd. Zo tellen de delen op tot een wederkerig verrijkend geheel. Het gebouw inflecteert ten opzichte van het landschap, maar legt er tegelijkertijd orde aan op. De compositie van de gevel legt claims op de directe omgeving van het gebouw en verbindt zodoende het interieur met de omliggende ruimte van het fragment. Het voorheen versnipperde, louter naast elkaar bestaande gebruik wordt zo in een complex geheel samengebracht.
Gebouw resoneert met infrastructureel landschap
Door programmaonderdelen aan vormconcepten ondergeschikt te maken, kan het gebouw op verschillende manieren gaan ‘resoneren’ met het door infrastructuur gedomineerde landschap. Ten eerste sluiten de grote vormelementen aan bij de schaal van het ‘gekreukte’ landschap van Tabula Plexa. Het gebouwelement dat zowel het mega-balkon, de mega-erker en de mega-galerij vormgeeft, is hier een demonstratie van. De samengestelde vorm van het gebouw, met een combinatie van aan het architectuurdomein eigen elementen en aan infrastructuur analoge elementen, geeft het gebouw een topografisch karakter. Ten tweede vormen de onderdelen samen collectieve ruimtes die uitzichten op het landschap inkaderen. Door deze inkadering via de collectieve ruimte wordt het gebouw verankerd tussen de lokaal samenkomende stedelijke en landschappelijke structuren, en verheft het op deze manier tot een plek in het landschap. De zwembadhal reflecteert de kreukels die eigen zijn aan Tabula Plexa in de ‘gerimpelde’ doorsnede. Ten derde zijn de vormelementen door hun schaal van buitenaf herkenbaar als onderhandelende elementen tussen het gebouw en het landschap, en communiceren de belofte van publiek danwel collectief programma. Deze herkenbare onderhandelende elementen projecteren het ideaal dat het gebouw representeert op het landschap en maken het gebouw op die manier mentaal reproduceerbaar langs de infrastructurele lijnen. Men kan zich, met andere woorden, door deze elementen een extrapolatie van het individuele project naar een familie van soortgelijke projecten voorstellen.
Deus ex machina
Met zijn aan het infrastructurele landschap verbonden ruimtes en vormen, zijn structurerende compositie ten opzichte van het fragment en zijn samenvoeging van programma in een samenhangende vorm, vervult het gebouw een drieledige rol in dit project voor de Tussenstad. Het gebouw ontleent aspecten van de theorieën van zowel Bigness (in de samenkomst van programma), Großform (in het belang van dominante vormelementen) en Megaform (met zijn topografi sche karakter). Het project demonstreert hoe met louter architectonische middelen aan een ideaal op stedenbouwkundige schaal gebouwd kan worden. Het gebouw komt voort uit het infrastructurele landschap, maar transformeert het tegelijkertijd. Het gebouw is een deus ex machina, hoewel de voorwaarden ervoor altijd latent aanwezig waren in de ruimtelijke kwaliteiten van Tabula Plexa; evengoed komt het gebouw dus voort uit de kreukels en de vouwen die de Verkeersmachine achterlaat. Dat is architectura ex machina.